Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, betreft het een geschil over de aanwezigheid van een buurweg, erfdienstbaarheid van weg, en een noodweg over het perceel van de geïntimeerden. De appellant, die aan de ene kant woont, heeft de geïntimeerden, die aan de andere kant wonen, in rechte betrokken. Tijdens de procedure in eerste aanleg is een van de betrokken percelen verkocht, wat leidde tot een incident tot schorsing van de procedure. De verkopende partij heeft in hoger beroep de schorsing ingeroepen, maar het verzet van de andere partij faalt. Het hof oordeelt dat de schorsingsbevoegdheid niet vervalt wanneer het geschil in een volgende instantie wordt voortgezet, ook al heeft de verkopende partij in eerste aanleg de koper in vrijwaring opgeroepen.
De zaak is behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 29 juli 2014 uitspraak heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de schorsing van het geding op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet moet worden, ondanks de verkoop van het perceel. De appellant heeft betoogd dat de schorsing zijn procesbelangen schaadt, maar het hof oordeelt dat dit speculatief is en dat de schorsing bedoeld is voor beraad. De conclusie van het hof is dat het verzet van de appellant tegen de schorsing van het geding wordt verworpen, en dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. De zaak is geschorst met ingang van 6 mei 2014.