ECLI:NL:HR:2021:1610
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 april 2021. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verschuldigdheid van griffierecht, ondanks dat hij op 22 juli 2021 door de griffier van de Hoge Raad op deze verplichting is gewezen. De griffierechten moesten binnen een termijn van vier weken worden betaald, maar belanghebbende heeft hier geen gehoor aan gegeven.
Op 23 augustus 2021 heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 5 november 2021, waarbij de vice-president en de raadsheren de uitspraak hebben gedaan.