ECLI:NL:HR:2021:1608
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en proceskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 april 2021, nr. SGR 19/1592. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 22 juli 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief was afgehaald volgens de gegevens van PostNL, maar het griffierecht was niet voldaan. Op 23 augustus 2021 heeft de griffier een bericht in het digitaal dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook per e-mail verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht had ontvangen, maar hij heeft van de gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.