Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of gedragingen van een erfgenaam kunnen worden aangemerkt als een zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De eiseres, die een legitieme portie claimde, stelde dat de verweerder de nalatenschap van zijn moeder zuiver had aanvaard door bepaalde handelingen, zoals het ontruimen van de kamer van de moeder en het betalen van kosten voor gebak en cadeaubonnen. De rechtbank had de vorderingen van eiseres afgewezen, en het hof bevestigde dit oordeel. De Hoge Raad oordeelde dat de gedragingen van de verweerder niet als een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke aanvaarding van de nalatenschap konden worden beschouwd. De Hoge Raad benadrukte dat zuivere aanvaarding een rechtshandeling is die een op dat rechtsgevolg gerichte wil vereist. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de regels omtrent zuivere aanvaarding van een nalatenschap en de bescherming van erfgenamen tegen schulden van de erflater.