Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of de erfgenamen stilzwijgend de nalatenschap van de erflaatster hebben aanvaard. De zaak betreft de erfgenamen [eiser 1] en [eiseres 2], die in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De erflaatster, die op 9 maart 2008 overleed, had in haar testament [eiser 1] en [eiseres 2] als erfgenamen benoemd, terwijl de kinderen van [C] waren uitgesloten. De nalatenschap had een negatief saldo, en de erfgenamen hadden deze beneficiair aanvaard. De verweerster, die een vordering had ingediend, stelde dat de erfgenamen de nalatenschap zuiver hadden aanvaard door handelingen die zij op de sterfdag van de erflaatster hadden verricht, waaronder het betalen van een gezamenlijke maaltijd en de kosten van de koffietafel. De kantonrechter had de vordering afgewezen, maar het hof had deze toegewezen, wat leidde tot de cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat de handelingen van de erfgenamen, zoals het betalen van de maaltijd en de koffietafel, niet konden worden aangemerkt als daden van zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De Hoge Raad bevestigde dat kosten die verband houden met de uitvaart niet als daden van aanvaarding worden beschouwd, en dat de erfgenamen niet als zuiver aanvaarders van de nalatenschap kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van de verweerster werden afgewezen. Tevens werd de verweerster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.