ECLI:NL:HR:2021:1587
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 februari 2021, nr. SGR 20/3827 V. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 1 april 2021 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan. Op 30 april 2021 heeft de griffier belanghebbende opnieuw per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. Ook deze brief is afgeleverd, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.