Uitspraak
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
2.Uitgangspunten en feiten
Psychiater:
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 januari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van een zorgmachtiging die door de rechtbank Noord-Nederland was verleend. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor betrokkene, waarbij de rechtbank naast de gevraagde vormen van verplichte zorg ook de zorgvorm 'insluiten' heeft toegevoegd. De officier van justitie had deze zorgvorm niet verzocht, wat leidde tot de vraag of de rechtbank buiten de grenzen van het verzoek van de officier van justitie is getreden. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet vrijstond om een zorgvorm op te nemen die niet door de officier van justitie was verzocht, en dat dit in strijd was met het recht van betrokkene op een eerlijk proces. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de regels inzake de verzoekschriftprocedure uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn op de procedure bij de rechter over de zorgmachtiging. Dit houdt in dat de rechter niet meer kan toewijzen dan verzocht, tenzij de wet anders bepaalt. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank in deze zaak niet had mogen afwijken van het verzoek van de officier van justitie, en dat de toevoeging van de zorgvorm 'insluiten' niet rechtens toegestaan was. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rol van de officier van justitie in procedures rondom verplichte zorg en de grenzen waarbinnen rechters kunnen opereren.