In deze zaak heeft Strukton Bouw B.V. (hierna: Strukton) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder een vonnis gewezen in een geschil tussen Strukton en ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. (hierna: ING). Strukton, vertegenwoordigd door advocaat M.W. Scheltema, betwistte de uitkomst van het hof en stelde dat er sprake was van strijd met de openbare orde en schending van de opdracht. ING, vertegenwoordigd door advocaten B.T.M. van der Wiel en R.R. Verkerk, diende een verweerschrift in en stelde dat het cassatieberoep verworpen moest worden.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waaronder eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten van Strukton beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Strukton verworpen en Strukton veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ING zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien Strukton deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. Het arrest is uitgesproken op 29 januari 2021 door de president G. de Groot en andere leden van de Hoge Raad.