In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over vervroegde onteigening en de daarbij behorende voorschot schadeloosstelling. De eisers tot cassatie, [de eigenaar] en [de hypotheekhouder] B.V., hebben beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 16 september 2020. De Gemeente Eindhoven was verweerder in cassatie. De rechtbank had de Gemeente toestemming gegeven voor vervroegde onteigening van onroerende zaken ten behoeve van een bestemmingsplan, maar had nagelaten een zekerheid te stellen voor de voldoening van de schadeloosstelling aan de onteigende partij. De Hoge Raad oordeelde dat de hypotheekhouder niet-ontvankelijk was in haar cassatieberoep, omdat zij niet als derde-belanghebbende in het onteigeningsgeding was opgetreden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover daarin geen zekerheid was bepaald en stelde een bedrag van € 72.086,-- als zekerheid vast. De Gemeente werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van zowel [de eigenaar] als [de hypotheekhouder].