ECLI:NL:HR:2021:1381
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen bestuursrechtelijke uitspraak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 juni 2021, die op haar beurt een verzet had behandeld tegen een eerdere uitspraak van 5 februari 2021. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het openstellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank in deze specifieke situatie. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad alleen kennisneemt van cassatieberoepen tegen bestuursrechtelijke uitspraken indien dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat voor de onderhavige zaak, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.