ECLI:NL:HR:2021:1380
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 februari 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 9 april 2021 eindigde. Het beroepschrift was pas op 6 mei 2021 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat betekent dat de termijn was overschreden.
De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 24 september 2021.