In deze zaak hebben de commissarissen, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin de vraag centraal staat of er dekking is onder een first excess-verzekering door uitputting van de primaire verzekering. De commissarissen hebben hun beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl CNA Insurance Company Europe S.A. voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben verweerschriften ingediend en de zaak is toegelicht door de advocaten, waarbij D.J. Verheij de commissarissen bijstond.
De Hoge Raad heeft de klachten van de commissarissen over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van CNA behoeft geen behandeling, omdat het is ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden.
In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het principale beroep en veroordeelt de commissarissen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van CNA zijn begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.