ECLI:NL:HR:2021:1183
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft J.L.M. Reijnen te Den Haag beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2020, nr. SGR 20/648 V, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 22 mei 2020. De Hoge Raad ontving het cassatieberoep op 28 januari 2021. Het beroep was ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z].
De Hoge Raad beoordeelt de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019 is een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht digitaal te procederen wanneer het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt. Aangezien dit in deze zaak het geval is, had het beroepschrift digitaal via het webportaal van de Hoge Raad ingediend moeten worden.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 5 februari 2021 verzocht om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen. Deze brief is aangetekend verzonden en volgens Track&Trace afgehaald. De indiener heeft echter geen gevolg gegeven aan dit verzoek. Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:36a, lid 5, Awb. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en spreekt het arrest uit op 16 juli 2021.