ECLI:NL:HR:2021:1143

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21/00349
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en vereisten medische verklaring in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie aan de rechtbank Rotterdam om een zorgmachtiging te verlenen voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank had op 30 oktober 2020 een zorgmachtiging verleend, maar de advocaat van betrokkene stelde dat de medische verklaring die aan het verzoek ten grondslag lag, niet was ondertekend door een onafhankelijke psychiater, wat in strijd zou zijn met de vereisten van de Wvggz.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had mogen besluiten tot het verlenen van een zorgmachtiging, aangezien de medische verklaring niet voldeed aan de formele eisen. De rechtbank had vastgesteld dat de verklaring niet was ondertekend door de onafhankelijke psychiater, maar door een geneesheer-directeur. Dit was een tekortkoming die niet genegeerd kon worden, vooral gezien de belangen van betrokkene. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de formele vereisten bij het aanvragen van een zorgmachtiging en de rol van de onafhankelijke psychiater in het proces. De Hoge Raad stelde vast dat de wetgever geen sancties verbindt aan termijnoverschrijdingen, maar dat dit niet betekent dat de formele vereisten voor de medische verklaring niet nageleefd moeten worden. De uitspraak heeft implicaties voor toekomstige aanvragen van zorgmachtigingen en de noodzaak voor zorgvuldige naleving van de wetgeving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00349
Datum16 juli 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/606096 / FA RK 20-8016 van de rechtbank Rotterdam van 30 oktober 2020.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 oktober 2020 en tot terugwijzing naar die rechtbank.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze uitspraak komt onder meer aan de orde of een medische verklaring die door een psychiater ten behoeve van een machtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) is opgesteld, door deze moet worden ondertekend.
2.2.1
De officier van justitie heeft de rechtbank op 15 oktober 2020 verzocht een zorgmachtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.2
Bij het verzoekschrift was gevoegd een medische verklaring van 7 september 2020 van de psychiater [betrokkene 1]. De medische verklaring is “voor deze” ondertekend door de geneesheer-directeur. In een e-mail van 15 oktober 2020 aan de rechtbank is door een medewerkster van het bureau wvggz van de zorgaanbieder doorgegeven dat de medische verklaring nog relevant is.
2.3
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking een zorgmachtiging verleend uitsluitend voor ‘het toedienen van medicatie ter behandeling van een psychische stoornis’, voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“2.1 De advocaat stelt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er sprake is van een termijnoverschrijding. Gelet op artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz dient de officier binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvgzz, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in bij de rechtbank. Deze termijn is met tien weken fors overschreden. De advocaat stelt dat betrokkene in haar belangen is geschaad. (…). Daarbij stelt de advocaat dat de medische verklaring niet is getekend door de onafhankelijk psychiater, maar door een geneesheer-directeur. Diezelfde geneesheer-directeur heeft desgevraagd per e-mail van 15 oktober 2020 aangegeven dat de medische verklaring nog relevant is. Dit had moeten worden verklaard door de onafhankelijk psychiater.
2.2
De rechtbank overweegt dat de wetgever geen sancties verbindt aan de termijnoverschrijding. Betrokkene heeft echter wel in onzekerheid verkeerd. Door de forse termijnoverschrijding was het onduidelijk of er nog een verzoekschrift zou komen. De formaliteiten wat betreft de medische verklaring zijn niet in orde. De onafhankelijke psychiater moet de medische verklaring ondertekenen en is ook degene die deze na verloop van tijd nog relevant heeft kunnen verklaren.
2.3
Nu betrokkene er belang bij heeft dat er nu geen machtiging wordt afgegeven, omdat zij wil laten zien dat zij het ook zonder machtiging redt, is zij in haar belangen geschaad als deze formaliteiten niet behoeven te worden hersteld. Nog daargelaten dat de medische verklaring niet is ondertekend door een onafhankelijk psychiater, geldt bovendien dat de geneesheer-directeur heeft medegedeeld dat de medische verklaring nog relevant is. Dat had, zeker gelet op de reeds verstreken termijn, de onafhankelijk psychiater zelf moeten zijn. Nu er voor betrokkene veel op het spel staat (met name een eventuele opname waar betrokkene zich tegen verzet), dient aan het verzoek een medische verklaring ten grondslag te liggen die aan de formele vereisten voldoet. Dit geldt te meer nu ten aanzien van de aangevraagde vormen van verplichte zorg – met uitzondering van het innemen van medicatie – geen sprake is van direct ernstig nadeel. Om die reden geeft de rechtbank de behandelaar zeven dagen de tijd een nieuwe medische verklaring aan te leveren.
(…)
2.8 (…)
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie ter behandeling van een psychische stoornis.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het uitoefenen van toezicht, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, zoals het nakomen van ambulante behandelcontacten en het opnemen in de accommodatie ingeval van suïcidaliteit worden door de rechtbank op dit moment niet dusdanig noodzakelijk geacht, dat zij op basis van de huidige medische verklaring en gezien de ontbrekende formaliteiten, toegewezen moeten worden. Tijdens de nieuwe mondelinge of schriftelijke behandeling zal hierover beslist worden.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt onder a dat onjuist dan wel onbegrijpelijk is dat de rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend voor het toedienen van medicatie, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er tekortkomingen kleven aan de medische verklaring waarop het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt gebaseerd en zij wel een nieuwe medische verklaring verlangt voor de overige in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg.
3.2
Deze klacht is gegrond. Gelet op de vaststelling van de rechtbank in rov. 2.2 en 2.3 dat de medische verklaring niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, stond het haar niet vrij op basis daarvan toch een zorgmachtiging te verlenen voor het toedienen van medicatie.
3.3
Opmerking verdient dat in de Wvggz en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen niet uitdrukkelijk is bepaald dat een medische verklaring moet worden ondertekend. In de Wet zorg en dwang (hierna: Wzd) is dat wel het geval: art. 27 lid 2 Wzd bepaalt dat een medische verklaring inzicht verschaft in de actuele situatie van de cliënt, met redenen wordt omkleed en ondertekend. Uit art. 27 Wzd als geheel, in verbinding met art. 26 lid 5, onder d, Wzd, volgt dat art. 27 lid 2 Wzd en daarmee ook het voorschrift van ondertekening, zich richt tot de onafhankelijke psychiater die de verklaring heeft opgesteld. Aldus is voor een ieder duidelijk dat de onafhankelijke psychiater de inhoud van de medische verklaring voor zijn rekening neemt. [1] Er is in de wetsgeschiedenis van de Wvggz geen aanknopingspunt te vinden voor de gedachte dat op het punt van ondertekening iets anders zou gelden voor een medische verklaring, opgesteld ten behoeve van het verzoek tot verlening van een machtiging in het kader van die wet.
3.4
Onder b klaagt het middel dat de termijnoverschrijding die de rechtbank heeft vastgesteld, had moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in het verzoek.
Deze klacht faalt. In de Wvggz wordt aan de niet-naleving van de in art. 5:16 lid 1 Wvggz genoemde termijn van vier weken niet het rechtsgevolg verbonden van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het verzoek voor een zorgmachtiging, dan wel afwijzing van dat verzoek. Hoewel van de officier van justitie mag worden verwacht dat hij zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vier weken zijn beslissing meedeelt of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, strookt het niet met de bij het verkrijgen van een zorgmachtiging betrokken belangen om op de grond dat sprake is van overschrijding van deze termijn, de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek voor een zorgmachtiging, dan wel dat verzoek af te wijzen. In geval van een termijnoverschrijding waardoor de betrokkene nadeel heeft ondervonden, kan op grond van art. 10:12 lid 3 Wvggz schadevergoeding worden toegekend. [2]

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 oktober 2020;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 juli 2021.

Voetnoten

1.Vgl. ten aanzien van art. 16 lid 1 Wet Bopz (oud) o.a. HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:635, rov. 3.3.4.
2.Zie HR 5 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:349, rov. 3.3.