Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep.
De zaak betreft beschuldigingen van medeplegen van gewoontewitwassen en feitelijke leiding geven aan gewoontewitwassen, gepleegd door een rechtspersoon. De relevante artikelen zijn de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld (oud) en artikel 435b van het Wetboek van Strafrecht BES. Een belangrijk aspect van de zaak was de vraag of goederen, zoals baren en broodjes goud die vanuit Venezuela illegaal naar Aruba en Curaçao zijn geëxporteerd, kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.