Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Bewezenverklaring, bewijsvoering en kwalificatie
3.Beoordeling van het tweede middel
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
5.Slotsom
6.Beslissing
13 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij het medeplegen van gewoontewitwassen en feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen gepleegd door een rechtspersoon, in dit geval NV (i.o.) A. De zaak draait om de vraag of baren en broodjes goud, die illegaal vanuit Venezuela naar Aruba en Curaçao zijn geëxporteerd, kunnen worden aangemerkt als 'uit enig misdrijf afkomstig'. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat voorwerpen in beginsel slechts als 'uit enig misdrijf afkomstig' kunnen worden aangemerkt indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de delictsgedragingen. Het Hof had geoordeeld dat het goud afkomstig was uit misdrijf omdat de verdachte gebruik had gemaakt van strafbare feiten om de exportvergunning te omzeilen. De Hoge Raad oordeelt echter dat het oordeel van het Hof niet toereikend gemotiveerd is, aangezien het enkel heeft vastgesteld dat het goud afkomstig is uit Venezuela zonder voldoende bewijs van de herkomst van het goud in relatie tot de gepleegde misdrijven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de beslissingen ter zake van het onder 9a en 10a tenlastegelegde en wijst de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling.