Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwikkeling van vermogen in het kader van een echtscheiding, waarbij het huwelijksvermogensregime werd beheerst door Iraans recht. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor het procesverloop. Na beoordeling van de klachten over de beschikking van het hof, concludeert de Hoge Raad dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.