ECLI:NL:HR:2021:1049

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
20/01088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en poging tot gekwalificeerde doodslag in Staatsliedenbuurt Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een schietincident op 29 december 2012 in de Staatsliedenbuurt te Amsterdam, waarbij meerdere slachtoffers vielen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van moord op twee personen en het medeplegen van poging tot moord op een derde persoon, evenals het medeplegen van poging tot doodslag op twee motoragenten. Het hof had eerder geoordeeld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de bewijsvoering voldoende had gemotiveerd en dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling tot levenslange gevangenisstraf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01088
Datum13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 maart 2020, nummer 23-001992-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 tot en met 3 bewezenverklaard dat:
“1. hij op 29 december 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met vuurwapens kogels in de lichamen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] geschoten, waardoor die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] zodanige verwondingen hebben opgelopen dat zij daardoor zijn overleden;
2. hij op 29 december 2012 te Amsterdam, ter uitvoering van zijn voornemen om, tezamen in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [betrokkene 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met (een) vuurwapen(s) een aantal kogels in de richting van die persoon heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 29 december 2012 te Amsterdam tezamen in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf opzettelijk twee politieambtenaren, namelijk [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden motoragent, werkzaam bij de Nationale Politie) van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een aantal kogels in de richting van die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke pogingen tot doodslag werden voorafgegaan van strafbare feiten, te weten het medeplegen van moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het medeplegen van de poging tot moord op [betrokkene 1] , welke pogingen tot doodslag op [verbalisant 1] en [verbalisant 2] werden gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan die feiten straffeloosheid te verzekeren.”
2.2.2
Met betrekking tot de bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“In deze zaak gaat het om twee verdachten, te weten [medeverdachte] en [verdachte] . (...)
[medeverdachte] en [verdachte] wordt verweten dat zij zich op 29 december 2012 in Amsterdam, al dan niet samen met anderen, schuldig hebben gemaakt aan:
1. moord/doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
2. poging moord/doodslag op [betrokkene 1]
3. poging moord/doodslag op [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
(...)
Het hof zal telkens door middel van voetnoten verwijzen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen. Daarbij is van belang dat in de onderhavige zaak niet ter discussie staat dat op verschillende plekken in de Staatsliedenbuurt met verschillende wapens op meerdere personen is geschoten, dat [betrokkene 1] heeft kunnen ontsnappen door in het water van het Oostelijk Marktkanaal te springen en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig gewond zijn geraakt dat zij vrijwel direct aan hun verwondingen zijn overleden. Evenmin staat ter discussie dat degenen die bij deze schietincidenten betrokken waren in een zilvergrijze Audi en een zwarte Volkswagen Golf reden en dat deze auto’s vanuit de Staatsliedenbuurt over de Haarlemmerweg in de richting van Sloterdijk zijn gereden, waarbij op de kruising met de Australiëhavenweg vanuit de Audi op de motoragenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is geschoten. De Audi is vervolgens achtergelaten op de Bok de Korverweg, de Golf is niet terug gevonden. In een sloot dicht bij waar de Audi is achtergelaten zijn vier wapens aangetroffen, waarvan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) er twee met de hiervoor genoemde schietincidenten in verband heeft gebracht.
(...)
Op 29 december 2012 vanaf 22:30 uur zijn meldingen bij de politie binnengekomen over schoten in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam (bij het Van Bossepad, de Van Bossestraat, de Schaepmanstraat en de Tweede Keucheniusstraat), slachtoffers, een zilvergrijze Audi met kenteken [kenteken] , een zwarte VW-Golf en over een op de kruising van de Van Bossestraat met de Schaepmanstraat staande zwarte Range Rover.
(...)
Naar aanleiding van de meldingen over het schieten in de Staatsliedenbuurt en het wegrijden van de Audi in de richting van de Haarlemmerweg hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich gepositioneerd langs de Haarlemmerweg.
Om 22:36 uur wordt gemeld dat een motoragent achter een Audi aanrijdt en dat op de Haarlemmerweg op politiemensen wordt geschoten. Om 22:37 uur roept een motoragent op de Haarlemmerweg via portofoonverkeer: “We worden beschoten. Automatische wapens.”
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] blijkt het volgende.
[verbalisant 2] heeft verklaard dat hij vanaf zijn positie een grijskleurige Audi aan zag komen rijden, dat die Audi met hoge snelheid reed en dat hij met zwaailicht de achtervolging heeft ingezet. Hij zag dat de Audi afremde op de kruising van de Haarlemmerweg en de Australiëhavenweg. Hij zag dat de Audi stapvoets over de kruising reed. Hij zag dat [verbalisant 1] , die zich daar had opgesteld, in de richting van de Audi reed. Op het moment dat de Audi [verbalisant 1] passeerde zag [verbalisant 2] steekvlammen uit het rechterachterportier komen en hoorde hij het geluid van geweerschoten. De afstand tussen [verbalisant 1] en de Audi bedroeg op dat moment zo’n vijf meter. [verbalisant 2] zag [verbalisant 1] direct daarna met zijn motor op het wegdek vallen. [verbalisant 2] hoorde dat de geweerschoten doorgingen. Hij zag dat er ook zijn kant op werd geschoten, waarna hij achter/onder zijn dienstmotor is gaan liggen. Hij zag dat de steekvlammen zijn richting op gingen en hij voelde projectielen langs hem schieten. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij de Audi aan zag komen rijden, met daarachter [verbalisant 2] . Hij zag dat toen de Audi vlak bij hem was, één van de rechter zijruiten open ging, waarna de loop van een vuurwapen zichtbaar werd. Hij zag steekvlammen uit dat raamportier komen en hoorde zware knallen, die hij herkende als automatisch geweervuur. Hij zag dat er, terwijl de Audi over de kruising reed, voortdurend in hun richting werd geschoten. Hij zag meerdere patronen afketsen op het wegdek. Hij zag de Audi wegrijden in de richting van Halfweg.
(...)
De verklaringen van [betrokkene 1]
heeft verklaringen afgelegd, die naar de kern genomen inhouden dat hij [verdachte] heeft gezien en heeft herkend als één van de inzittenden van de Audi. Volgens [betrokkene 1] zat [verdachte] voorin op de bijrijdersstoel naast de bestuurder.
(...)
De rol van [medeverdachte]
(...)
Samenvattend komt het hof op grond van voornoemde bewijsmiddelen tot de vaststelling dat [medeverdachte] de derde inzittende van Audi en als zodanig één van de daders was ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Aantreffen vuurwapens langs de vluchtroute
Zoals weergegeven (...) zijn in een sloot langs de vluchtroute van de Audi vier vuurwapens dicht bij elkaar (binnen een straal van 6-10 meter) aangetroffen, te weten twee AK’s, een Glock en een Colt. (...)
Op grond van bovenstaande bevindingen kan samenvattend ten aanzien van de in de sloot aangetroffen vuurwapens het volgende worden geconcludeerd. Twee van de vier wapens - in elk geval één AK-47 en de Glock - zijn gebruikt bij de tenlastegelegde feiten. De Colt lag in de directe nabijheid van de drie andere vuurwapens, te weten twee automatische vuurwapens en een handvuurwapen. Het aantreffen van twee automatische vuurwapens en twee handvuurwapens in de sloot langs de vluchtroute van de Audi en in de nabijheid van de plaats waar de daders de Audi hebben achtergelaten, past bij een beeld dat uit het dossier naar voren komt, waarbij sprake is van twee schutters, die ieder een automatisch vuurwapen en een handvuurwapen bij zich hadden. Dat niet is komen vast te staan dat de Colt ook daadwerkelijk bij de schietincidenten is gebruikt, doet daaraan niet af. Daarbij acht het hof van betekenis dat zowel de verdachte als [medeverdachte] op grond van de bevindingen van het DNA-onderzoek in verband worden gebracht met de Colt. Deze vaststellingen acht het hof - bezien in samenhang met de andere bewijsmiddelen - belastend voor de verdachte.
Samenvattende conclusie
De verdachte is door [betrokkene 1] waargenomen en geïdentificeerd als één van de betrokkenen bij de gebeurtenissen in de Staatsliedenbuurt. [betrokkene 1] heeft de verdachte gezien, toen hij voor in de Audi zat op de bijrijdersstoel. Deze waarneming van [betrokkene 1] vindt bevestiging in het aangetroffen DNAprofiel van de verdachte op de hoofdsteun van de bijrijdersstoel van de Audi. Dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de gebeurtenissen in de Staatsliedenbuurt vindt verder bevestiging in het aantreffen van een glasdeeltje uit de Audi in het tuinhuisje van zijn echtgenote. Ten slotte acht het hof van belang dat op een patroon in de Colt, die is aangetroffen in de directe nabijheid van de op 29 december 2012 gebruikte AK-47 en Glock, DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen en op de loop en de patroonhouder van die Colt DNA-materiaal van [medeverdachte] .
Medeplegen (...)
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 29 december 2012 bij de gebeurtenissen in de Staatsliedenbuurt twee groepen van daders betrokken zijn geweest. Een dadergroep kwam met een Audi ter plaatse, de andere dadergroep met een zwarte auto, vermoedelijk een VW Golf. De chronologie der gebeurtenissen zoals die uit getuigenverklaringen door het hof wordt afgeleid, is de volgende.
De Audi is gestopt ter hoogte van [betrokkene 1] , twee inzittenden (een dader op de achterbank en een dader op de bijrijdersstoel voorin) zijn uitgestapt en hebben [betrokkene 1] beschoten. [betrokkene 1] is weggerend en heeft kunnen ontkomen. De daders zijn vervolgens weer in de Audi gestapt. De Audi is achteruit gereden en rechtsaf de Van Bossestraat ingereden. De Audi is daarbij gevolgd door de VW Golf. In de Van Bossestraat is de Audi gestopt en daarachter is de Golf gestopt. Vanuit de Golf zijn drie daders uitgestapt, die vervolgens [slachtoffer 1] hebben beschoten. [slachtoffer 1] is daardoor zwaargewond geraakt en is kort na aankomst in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden. Na het beschieten van [slachtoffer 1] zijn de daders weer teruggelopen naar de Golf, waarna de Audi is doorgereden. De Golf is weggereden. De Audi is vervolgens op de Schaepmanstraat tegenover de Range Rover, waarmee [betrokkene 1] en de slachtoffers waren gekomen, komen te staan. Vanuit de Audi is geschoten op de Range Rover. [slachtoffer 2] is op de vlucht geslagen en is daarbij achtervolgd door de Audi. Op de Tweede Keucheniusstraat is [slachtoffer 2] door een dader uit de Audi doodgeschoten. De dader is weer in de Audi gestapt en de Audi is richting de Van Hallstraat weggereden. De Audi en Golf zijn gezamenlijk uit de Staatsliedenbuurt weggereden en zijn dicht op elkaar rijdend gezien op de Haarlemmerweg.
Het hof concludeert uit de gang van zaken zoals die uit bewijsmiddelen volgt, dat de inzittenden van de Audi - onder wie [verdachte] en [medeverdachte] - in nauwe en bewuste samenwerking hebben geopereerd met de inzittenden van de Golf. De twee te onderscheiden dadergroepen zijn gelijktijdig ter plaatse gekomen met het kennelijk plan om [betrokkene 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden. De bewuste en nauwe samenwerking vindt daarbij niet alleen steun in het gelijktijdig ter plaatse zijn en weer vertrekken uit de Staatsliedenbuurt, maar ook in het gezamenlijk oprijden naar de Van Bossestraat, het daar achter elkaar halt houden en het wachten van de Audi totdat [slachtoffer 1] was neergeschoten door de daders uit de Golf en deze terugliepen naar de Golf.
Uit de wijze van uitvoering, met meerdere daders in twee auto’s en met meerdere (automatische) vuurwapens, leidt het hof af dat sprake is geweest van een intensieve voorbereiding met het doel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [betrokkene 1] om het leven te brengen. Dat [betrokkene 1] aan die aanslag heeft weten te ontkomen, doet aan dat beoogde doel niet af.
Op grond van de voorgaande overwegingen acht het hof bewezen dat de daders ten aanzien van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [betrokkene 1] met een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld en dat daarbij sprake was van voorbedachte raad.
Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op [betrokkene 1] en het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde
Op grond van het rijgedrag van de chauffeur van de Audi - het sterk afremmen op de kruising Haarlemmerweg met de Australiëhavenweg en stapvoets verder rijden - en het daarop vanaf de rechter (passagiers)zijde met een automatisch wapen schieten op de beide motoragenten, concludeert het hof dat de inzittenden van de Audi - onder wie [verdachte] en [medeverdachte] - in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld bij het schieten op de motoragenten om aan hun aanhouding te ontkomen. (...)
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op de motoragenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] om aan hun aanhouding te ontkomen.”
2.3
Het hof heeft in de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven bewijsvoering gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde medeplegen van - kort gezegd - poging tot gekwalificeerde doodslag op de motoragenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bewezen is. Blijkens zijn bewijsoverwegingen heeft het hof daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte was één van de inzittenden van de Audi die meteen na de schietpartij in de Staatsliedenbuurt door een deel van de daaraan gezamenlijk deelnemende daders is gebruikt om, tijdens de achtervolging door de politie, in onderlinge samenwerking aan aanhouding te ontkomen. Daarbij remde de chauffeur van de Audi sterk af op een kruising, waarna hij stapvoets verder reed, waarop er vanuit de rechter zijde van de Audi vele malen met automatische wapens werd geschoten op beide motoragenten. Het op deze vaststellingen gegronde oordeel van het hof dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met zijn mededaders, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is toereikend gemotiveerd, mede in het licht van wat het hof heeft vastgesteld over de nauwe en bewuste samenwerking bij de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven waarbij door de inzittenden van de door de daders gebruikte auto’s is geschoten met meerdere (automatische) wapens.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juli 2021.