Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
19 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag waarbij de verdachte, de moeder van een 4-jarig zoontje, haar kind een giftig bestrijdingsmiddel (Aldicarp) heeft willen toedienen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep dat door de verdachte is ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 19 mei 2020 het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.