ECLI:NL:HR:2020:879
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake conserverende navorderingsaanslag in het recht van successie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een conserverende navorderingsaanslag in het recht van successie die aan de belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof dateert van 6 augustus 2019 en betreft het nummer 18/00008. De Hoge Raad had eerder, op 22 december 2017, een arrest gewezen dat de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigde en de zaak ter verdere behandeling verwees naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en daarbij een middel voorgesteld. De belanghebbende heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak (nummer 19/04223). De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 525 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd een griffierecht van € 519 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.