ECLI:NL:HR:2020:517

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
19/03725
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juni 2019, nr. 18/00314. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 17/3941) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug voor het jaar 2017, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Q]. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is op 27 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03725
Datum27 maart 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN & HOOGHEEMRAADSCHAP UTRECHT
op het beoep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juni 2019, nr. 18/00314, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 17/3941) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q] .

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het bestuur van de belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.