Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de vastgestelde waarde van een verzorgings-/verpleegtehuis voor de onroerendezaakbelasting (OZB). De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 3.370.000 per 1 januari 2016, met een bijbehorende aanslag van € 5.392 voor het jaar 2017. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. De kern van het geschil betreft de vraag of de verkeersruimten in het verzorgingshuis volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, zoals bedoeld in artikel 220a van de Gemeentewet. Belanghebbende stelt dat deze verkeersruimten, die leiden naar de zit-/slaapkamers van de bewoners, als zodanig moeten worden aangemerkt, terwijl de heffingsambtenaar dit ontkent. Het hof oordeelt dat de verkeersruimten niet volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, omdat deze ook door personeel worden gebruikt. Hierdoor kan de onroerende zaak niet als in hoofdzaak tot woning worden aangemerkt, wat betekent dat de aanslag terecht is opgelegd naar het tarief voor niet-woningen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.