ECLI:NL:HR:2020:51
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van beroep in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het Dagelijks Bestuur van de Belasting samenwerking Oost-Brabant. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 juli 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de partij in cassatie zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de partij onvoldoende belang heeft bij het beroep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.