Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
zetelende te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiseres] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een bouwvergunning door de Gemeente Noordoostpolder. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder zijn arrest van 8 juli 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1454), waarin de rechtsvraag over de onrechtmatige overheidsdaad en de schadeplichtigheid van de gemeente aan de orde kwam. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit betekent dat de Hoge Raad niet verder hoeft te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 10 januari 2020 door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.