Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 2 november 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1961, is aangeklaagd voor eendaadse samenloop van witwassen, zoals omschreven in artikel 420bis.1.a en 420bis.1.b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had een geldbedrag van € 201.000 verborgen in twee koffers die zich bevonden in een terrarium met krokodillen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie behandeld en de advocaat van de verdachte, M.D. Rijnsburger, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet kan leiden tot cassatie, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep op 18 februari 2020.