ECLI:NL:HR:2020:264

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
19/00866
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en opzegging door verhuurder in verband met renovatie

In deze zaak hebben de huurders, vertegenwoordigd door advocaat J. den Hoed, cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De verhuurder, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de huurders over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft bepaald dat de huurovereenkomst tussen partijen eindigt op 14 maart 2020. De huurders zijn veroordeeld om het gehuurde pand te Amsterdam uiterlijk op deze datum te verlaten en de sleutels aan de verhuurder te overhandigen. Daarnaast zijn de huurders veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00866
Datum14 februari 2020
ARREST
In de zaak van
1. [huurder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [huurder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [de huurders],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
[verhuurder],
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verhuurder],
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 5024752 CV EXPL 16-13412 van de kantonrechter te Amsterdam van 28 november 2016;
de arresten in de zaak 200.210.700/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 juni 2018 en 20 november 2018.
[de huurders] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verhuurder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de huurders] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van deze arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie). De Hoge Raad zal een nieuwe datum bepalen waarop de huurovereenkomst tussen partijen eindigt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- bepaalt als datum waarop de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot [het pand] te Amsterdam eindigt 14 maart 2020;
- veroordeelt [de huurders] om voor of uiterlijk op 14 maart 2020 het gehuurde met de daarin vanwege [de huurders] aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen, met afgifte aan [verhuurder] van de sleutels, en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van [verhuurder] te stellen;
- veroordeelt [de huurders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verhuurder] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de huurders] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
14 februari 2020.