Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak hebben de huurders, vertegenwoordigd door advocaat J. den Hoed, cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De verhuurder, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de huurders over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft bepaald dat de huurovereenkomst tussen partijen eindigt op 14 maart 2020. De huurders zijn veroordeeld om het gehuurde pand te Amsterdam uiterlijk op deze datum te verlaten en de sleutels aan de verhuurder te overhandigen. Daarnaast zijn de huurders veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.