ECLI:NL:HR:2020:214

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
19/01791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en recht op transitievergoeding in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en het recht op transitievergoeding. De verzoeker, een werknemer, had tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De advocaat van de verzoeker, K. Aantjes, voerde aan dat de werknemer recht had op een transitievergoeding, ondanks het feit dat de werkgever, [verweerster] B.V., stelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01791
Datum7 februari 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: M.S. van der Keur.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 6685382 EJ VERZ 18-64 van de kantonrechter te Enschede van 14 juni 2018;
de beschikking in de zaak 200.246.109 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 januari 2019.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [verweerster] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
7 februari 2020.