Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
beiden wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
7 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiseres] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 oktober 2018. De zaak betreft een erfdienstbaarheid van weg en de vraag of de eigenaren van het dienend erf gehouden zijn tot verbreding van de weg. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerders] zijn begroot op nihil.