ECLI:NL:HR:2020:2000

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
20/00617
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoek tot onmiddellijke voorziening in ondernemingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Delco c.s. tegen een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een onmiddellijke voorziening, waarbij Delco c.s. een bevel vroegen tot het afgeven van een 'witness statement' door een bestuurder/aandeelhouder in een procedure die in het buitenland loopt. De centrale vraag was of voor een dergelijk bevel een uitdrukkelijke wettelijke grondslag vereist is.

De Hoge Raad heeft de klachten van Delco c.s. over de beschikking van de ondernemingskamer beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van Delco c.s. verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van SVO c.s. zijn begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00617
Datum11 december 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
1. DELCO PARTICIPATION B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
2. H.P.L. METALS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
3. [verzoeker 3],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: Delco c.s.,
advocaat: F.E. Vermeulen,
tegen
1. SVO COMPANY B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: SVO c.s.,
advocaten: J. de Bie Leuveling Tjeenk en M.H.K. Jansen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak 200.183.207/04 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2016, 2 februari 2016, 9 februari 2016, 3 juli 2017, 8 november 2017 en 8 januari 2020.
Delco c.s. hebben tegen de beschikking van het hof van 8 januari 2020 beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
SVO c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Delco c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de ondernemingskamer van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Delco c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SVO c.s. begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
11 december 2020.