ECLI:NL:HR:2020:1943

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
19/04126
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en causaal verband in verbintenissenrecht

In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit meerdere rechtspersonen en natuurlijke personen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 juni 2019. De eisers zijn vertegenwoordigd door advocaten M.B.A. Alkema en M. Littooij. De verweerders, waaronder een B.V. en enkele natuurlijke personen, zijn vertegenwoordigd door advocaat D.A. van der Kooij en L. Tolatzis. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de klachten die door de eisers zijn ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04126
Datum4 december 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiseres 4] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaten: M.B.A. Alkema en M. Littooij,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3] B.V.,
tevens handelend onder de naam [A],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: D.A. van der Kooij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/02/279383 / HA ZA 14-250 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 mei 2014, 3 juni 2015 en 2 november 2016;
de arresten in de zaak 200.210.851/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 april 2017 en 4 juni 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 4 juni 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerders] mede door L. Tolatzis.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
4 december 2020.