ECLI:NL:HR:2020:1852

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
19/03466
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eigendom van een strook grond tussen eigenaren van buurpercelen

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen eigenaren van buurpercelen over de eigendom van een strook grond. De Hoge Raad heeft op 20 november 2020 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/03466. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat J. den Hoed, hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of de eisers in goede trouw waren bij het niet raadplegen van de kadastrale kaart, wat van belang is voor de verkrijgende verjaring volgens artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet slagen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03466
Datum20 november 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerders],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/10/535818/KG ZA 17-1067 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 november 2017;
het arrest in de zaak 200.227.875/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerders] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
20 november 2020.