In deze zaak gaat het om een kort geding tussen eigenaren van buurpercelen over de eigendom van een strook grond. De Hoge Raad heeft op 20 november 2020 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/03466. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat J. den Hoed, hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of de eisers in goede trouw waren bij het niet raadplegen van de kadastrale kaart, wat van belang is voor de verkrijgende verjaring volgens artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet slagen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.