ECLI:NL:HR:2020:1662

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
20/01335
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van erfgenamen tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van [A] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De erfgenamen, die gewoond hebben te [Z], hebben beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2020. Dit hof had eerder het hoger beroep van de erfgenamen tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland behandeld, waarin de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014 en de aanslag voor het jaar 2015 aan de orde kwamen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01335
Datum23 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
de ERFGENAMEN VAN [A] , hierna: erflater, gewoond hebbende te [Z]
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2020, nrs. 18/00561 tot en met 18/00563 op het hoger beroep van erflater tegen de uitspraak van Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/6898 tot en met 17/6900), betreffende de aan erflater over de jaren 2013 en 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur–generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet–ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.