ECLI:NL:HR:2020:1587

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
19/00627
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aankoop van een bedrijfsterrein door de gemeente en de gevolgen van niet-aanmelden van staatssteun

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Harlingen en [verweerster] Holding B.V. De Gemeente Harlingen, vertegenwoordigd door advocaten P.A. Fruytier en J.F. de Groot, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 november 2018 en 20 november 2018. [verweerster] Holding B.V., vertegenwoordigd door advocaten M.W. Scheltema en G.C. Nieuwland, heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente Harlingen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere arresten van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak betreft de aankoop van een bedrijfsterrein door de gemeente en de vraag of er sprake was van staatssteun. De Hoge Raad heeft ook de gevolgen van het niet-aanmelden van staatssteun ex artikel 108 lid 3 VWEU beoordeeld, evenals de vraag of dit leidt tot gehele of partiële nietigheid volgens artikel 3:41 BW. Daarnaast is er aandacht besteed aan de wettelijke rente over de terugbetaling van kosten. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing de Gemeente Harlingen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en ook [verweerster] in de kosten van het incidentele beroep. De kosten zijn begroot op specifieke bedragen, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00627
Datum9 oktober 2020
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE HARLINGEN,
zetelende te Harlingen,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
hierna: de gemeente,
advocaten: P.A. Fruytier en J.F. de Groot,
tegen
[verweerster] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,
hierna: [verweerster],
advocaten: M.W. Scheltema en G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/17/125121 HA ZA 13-48 van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2015 en 16 december 2015;
de arresten in de zaak 200.188.628/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2017 en 6 november 2018 aangevuld bij arrest van 20 november 2018.
De gemeente heeft tegen de arresten van het hof van 6 november 2018 en 20 november 2018 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de gemeente mede door M.C. van Heezik.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben ieder schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de gemeente deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.H. Sieburgh op
9 oktober 2020.