ECLI:NL:GHARL:2018:10121

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
200.188.628/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op arrest inzake terugbetaling staatssteun en uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2018 een arrest gewezen ter aanvulling van een eerder arrest van 6 november 2018. De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van staatssteun door de gemeente Harlingen aan Spaansen Holding B.V. Het hof heeft vastgesteld dat in het eerdere arrest verzuimd was te beslissen over de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. De gemeente had zich niet verzet tegen deze vordering, waardoor het hof besloot deze alsnog toe te wijzen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de gemeente recht heeft op terugbetaling van de koopsom van € 6.500.000,-, omdat de koopovereenkomst nietig was verklaard. De gemeente had echter geen voldoende onderbouwing gegeven voor de gevorderde rente over dit bedrag. Het hof heeft de gevorderde rente afgewezen, omdat de gemeente geen zelfstandige grondslag had aangedragen voor deze vordering. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van Spaansen toegewezen en de gemeente veroordeeld tot betaling van deze kosten, evenals de kosten van het hoger beroep. Het arrest van 6 november 2018 blijft verder in stand, met de aangebrachte aanvullingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.188.628/01
(zaaknummer rechtbank C/17/125121 HA ZA 13-48)
Arrest tot aanvulling van het arrest van 6 november 2018 ex artikel 32 Rv
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spaansen Holding B.V.,
gevestigd te Winkel,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna:
Spaansen,
advocaat mr. M. Kuijper te Amsterdam
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
gemeente Harlingen,
zetelend te Harlingen,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
de gemeente,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis te Leeuwarden

1.De procesgang

1.1
Op 6 november 2018 heeft het hof in de zaak met bovengenoemde zaaknummer arrest gewezen.
1.2
Bij faxbericht van 7 november 2018 heeft mr. Kuijper namens Spaansen verzocht om aanvulling van het arrest door alsnog het gevorderde uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.3
Mr. Veldhuis heeft bij faxbericht van 8 november 2018 namens de gemeente gereageerd op dit verzoek van mr. Kuijper gereageerd. Mr. Veldhuis heeft op zijn beurt het hof verzocht alsnog te beslissen op de uiterst subsidiair en voorwaardelijk ingestelde eis van de gemeente in de akte na het tussenvonnis, tevens houdende akte wijziging van eis van
7 oktober 2015.
1.4
Bij faxbericht van 12 november 2018 heeft mr. Kuijper namens Spaansen op dit verzoek van de gemeente gereageerd.

2.De beoordeling

2.1
Ingevolge artikel 32 lid 1 Rv vult de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. Artikel 32 lid 1 Rv vormt het sluitstuk van artikel 23 Rv. Artikel 23 Rv bepaalt dat de rechter beslist op al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht. De strekking van artikel 32 Rv is op eenvoudige wijze een omissie in een vonnis, arrest of beschikking te herstellen om te voorkomen dat een rechtsmiddel moet worden ingesteld, waar dit als te veel van het goede moet worden beschouwd.
Artikel 32 Rv behelst "een lichte een eenvoudige regeling voor gevallen waarin het evident is dat en welke "steekje" de rechter heeft laten vallen, opdat de belanghebbende niet is genoodzaakt een relatief zwaar rechtsmiddel in te stellen
"(zie TK, 1999-2000, 26 855, nr. 5, p. 32-34).
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
2.2
Het hof stelt vast dat in het arrest inderdaad ten aanzien van de door Spaansen ingestelde vorderingen is verzuimd te beslissen over de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
2.3
Het hof stelt vast dat de gemeente in de processtukken zich niet heeft verzet tegen de door Spaansen gevorderde uitvoer bij voorraadverklaring. De stelling van mr. Veldhuis in zijn faxbericht van 8 november 2018 dat de nietigverklaring van de koopovereenkomst een constitutieve beslissing is waarvan het niet mogelijk is om deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt alleen daarom al gepasseerd. Bovendien brengt het enkele feit dat voor de werking van de uitspraak geen vorm van ten uitvoerlegging is vereist, zoals de gemeente impliceert, nog niet mee dat er sprake is van een beletsel als bedoeld in artikel 233 lid 1 Rv (vgl. HR 20-01-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1619).
2.4
De omstandigheid dat niet alle percelen meer in eigendom zijn van de gemeente, is voor het hof aanleiding om de gevorderde veroordeling van de gemeente om mee te werken aan het bewerkstelligen dat de eigendomssituatie van het Spaansen-terrein niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.5
De door Spaansen gevorderde proceskosten kunnen daarentegen wel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het hof zal het dictum ook op dit punt aanpassen.
Terugbetaling koopsom
2.6
Het hof stelt verder vast dat het heeft verzuimd te beslissen op de uiterst subsidiair en voorwaardelijk ingestelde vordering van de gemeente in de akte van 7 november 2015 tot terugbetaling van de koopsom met rente. Dat de nietigverklaring van de gehele koopovereenkomst tot gevolg heeft dat de koopsom van € 6.500.000,- door Spaansen aan de gemeente moet worden terugbetaald, is door Spaansen met zoveel woorden erkend (zie onder andere 296 memorie van grieven). Ter comparitiezitting heeft Spaansen desgevraagd bevestigd dat zij daartoe ook in staat is. Reden om die vordering alsnog toe te wijzen.
Rente
2.7
In geschil is of Spaansen over het door haar onrechtmatig verkregen voordeel rente dient te betalen. De gemeente beroept zich daartoe primair op artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: Verordening 794/2004). Het hof is, zoals Spaansen onder grief X terecht aanvoert, van oordeel dat Verordening 794/2004 niet van toepassing is op de door de gemeente ingestelde terugbetalingsvordering. Verordening 794/2004 is immers uitsluitend van toepassing op terugvorderingsbesluiten van de Europese Commissie en daarvan is in dit geval geen sprake.
Een andere unierechtelijke grondslag voor de gevorderde rente heeft de Gemeente, zoals Spaansen terecht heeft aangevoerd, niet gesteld.
2.8
Dat Spaansen op grond van artikel 6:119 BW vanaf de ontvangst van de koopsom tot de terugbetaling daarvan gehouden is de wettelijke rente te vergoeden, is door de gemeente onvoldoende toegelicht. Een zelfstandige grondslag hiervoor is door de gemeente niet gesteld. Het recht van de Europese Unie, en in het bijzonder het doeltreffendheidsbeginsel, biedt hier evenmin een grondslag. Het doeltreffendheidsbeginsel verzet zich immers niet tegen redelijke regels van nationaal procesrecht, zoals de stelplicht, die erop gericht zijn de het goede verloop van de procedure te verzekeren (vgl. HvJ EU, 7 augustus 2018, C-300/17, Hochtief AG tegen Budapest Főváros Önkormányzata, punt 47 – 57). Het betreft hier dus geen omissie van het hof die op de voet van artikel 32 Rv op eenvoudige wijze kan worden aangevuld. De gevraagde aanvulling wordt dan ook afgewezen.
2.9
De toegewezen aanvullingen zullen worden aangebracht op de minuut. Voor het overige blijft het arrest van 6 november 2018, ook wat betreft de datum van de uitspraak, geheel in stand.

3.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- bepaalt dat het dictum van het op 6 november 2018 uitgesproken arrest wordt aangevuld, zodat het als volgt komt te luiden:
- vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden van 1 juli 2015 en 16 december 2015,
en opnieuw rechtdoende:
i.
i) verklaart de koopovereenkomst, uitvoerbaar bij voorraad, nietig wegens strijd met artikel 108 lid 3 van het VWEU;
ii) veroordeelt de gemeente om mee te werken aan het bewerkstelligen dat de eigendomssituatie van het Spaansen-terrein, zoals omschreven in de kop van de koopovereenkomst, wordt weergegeven in de openbare registers, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 2.000.000,-.
iii) wijst de overige vorderingen van Spaansen af;
iv) veroordeelt Spaansen, uitvoerbaar bij voorraad, aan de gemeente terug te betalen een bedrag van € 6.500.000,-
v) wijst de (oorspronkelijk conventionele) vorderingen van de gemeente voor het overige af;
vi) veroordeelt de gemeente, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie en reconventie en bepaalt deze kosten aan de zijde van Spaansen op€ 23.876,57 (€ 18.257,32 + € 5.619,25);
vii) veroordeelt de gemeente, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Spaansen gevallen, op€ 5.027,75,- aan griffierecht en op € 11.002,- voor geliquideerd salaris van de advocaat.
De aanvullingen worden gesteld op de minuut van het arrest van 6 november 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E Weening, mr. S.M. Evers en mr. H.H.B. Vedder en is, bij afwezigheid van de voorzitter, ondertekend door de rolraadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 november 2018.