ECLI:NL:HR:2020:158
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslagen in de zuiveringsheffing en boetebeschikkingen door het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over aanslagen in de zuiveringsheffing en de daarbij opgelegde boetes aan [X] B.V. voor de jaren 2009 en 2010. De belanghebbende, [X] B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 april 2019, waarin de eerdere beslissingen over de aanslagen en boetebeschikkingen werden bevestigd. De Hoge Raad had eerder, op 17 november 2017, een uitspraak gedaan die leidde tot verwijzing van de zaak naar het Hof voor verdere behandeling.
Beide partijen, zowel [X] B.V. als het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), hebben klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat ze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad motiveerde niet verder waarom deze klachten niet gegrond waren, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad beslist dat GBLT moet bijdragen in de kosten die [X] B.V. heeft gemaakt voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.050. Voor het beroep in cassatie van [X] B.V. zag de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaarde beide beroepen in cassatie ongegrond en legde een griffierecht op van € 519 aan GBLT.