ECLI:NL:HR:2020:158

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
19/02427
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslagen in de zuiveringsheffing en boetebeschikkingen door het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over aanslagen in de zuiveringsheffing en de daarbij opgelegde boetes aan [X] B.V. voor de jaren 2009 en 2010. De belanghebbende, [X] B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 april 2019, waarin de eerdere beslissingen over de aanslagen en boetebeschikkingen werden bevestigd. De Hoge Raad had eerder, op 17 november 2017, een uitspraak gedaan die leidde tot verwijzing van de zaak naar het Hof voor verdere behandeling.

Beide partijen, zowel [X] B.V. als het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), hebben klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat ze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad motiveerde niet verder waarom deze klachten niet gegrond waren, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad beslist dat GBLT moet bijdragen in de kosten die [X] B.V. heeft gemaakt voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.050. Voor het beroep in cassatie van [X] B.V. zag de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaarde beide beroepen in cassatie ongegrond en legde een griffierecht op van € 519 aan GBLT.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02427
Datum31 januari 2020
ARREST
In de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELASTINGKANTOOR LOCOCENSUS-TRICIJN
op de beroepen in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 april 2019, nrs. 17/00826 en 17/00827, betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2009 en 2010 opgelegde aanslagen in de zuiveringsheffing en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2879, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nrs. 15/00673, 15/00675 en 15/00676), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Zowel belanghebbende als het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (hierna: GBLT) heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
GBLT heeft een verweerschrift ingediend.
Namens partijen is de zaak toegelicht, voor belanghebbende zowel schriftelijk als mondeling door A.E.H. van der Voort Maarschalk en C. Presilli, advocaten te Amsterdam, en voor het GBLT mondeling door A.G. Hendriks, advocaat te Rotterdam.

3.Beoordeling van de door belanghebbende aangevoerde klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beoordeling van de door GBLT aangevoerde klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5.Proceskosten

Wat betreft het beroep in cassatie van GBLT zal GBLT worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten die belanghebbende voor het geding in cassatie heeft moeten maken.
Wat betreft het beroep in cassatie van de belanghebbende ziet de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.050 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020.
Van het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn wordt een griffierecht geheven van € 519.