Uitspraak
zetelende te Bergen,
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een onteigeningsprocedure waarbij de Gemeente Bergen in cassatie is gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De rechtbank had in haar vonnis van 17 april 2019 de schadeloosstelling voor de onteigening vastgesteld op € 724.299,80. De Hoge Raad behandelt de vraag of het voordeel dat de onteigenaar geniet door de aanwezigheid van winbare bodembestanddelen bij helfte moet worden verdeeld tussen de onteigenaar en de onteigende. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de gemengde methode voor waardering van de onteigende grond heeft toegepast, wat in deze context aanvaardbaar is. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt dat de onteigende recht heeft op volledige schadeloosstelling en dat de meerwaarde van winbare bodembestanddelen in de waardering moet worden meegenomen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de deskundigen bij hun berekeningen inconsistentie vertoonden, wat leidt tot de vernietiging van het vonnis.