ECLI:NL:HR:2020:1409

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
19/00772
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kansspelbelasting en de vraag naar de houder van een kansspel in het licht van Europees recht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft de vraag of belanghebbende kansspelbelasting verschuldigd is over de door hem op aangifte voldane bedragen aan kansspelbelasting voor de periodes mei 2013, april 2015, september 2015, oktober 2015, mei 2016 en juni 2016, in verband met deelname aan online pokerspelen via de website PokerStars.eu. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2018, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had geoordeeld dat de spelen als een buitenlands kansspel in de zin van de Wet op de kansspelbelasting moeten worden beschouwd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de houder van de kansspelen moet worden aangemerkt als degene die de organisatie van de spelen op zich heeft genomen. Het Hof heeft daarbij de organisatie van de spelen via PokerStars.eu in relatie tot de vestigingsplaats van de organisator gewogen. De Hoge Raad heeft het middel van de Staatssecretaris verworpen, waarbij hij zich heeft aangesloten bij de overwegingen van het eerder uitgesproken arrest in de zaak met nummer 19/00769. Het incidentele beroep van belanghebbende is verworpen, omdat dit niet strekte tot een gunstiger resultaat dan al voortvloeit uit de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.063,20 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de interpretatie van de Wet op de kansspelbelasting in het licht van het Europese recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00772
Datum11 september 2020
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2018, nrs. 17/00087, 17/00088 en 17/00621 tot en met 17/00624, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/7804, 16/2 en 16/8750 tot en met 16/8753) betreffende de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan kansspelbelasting over de tijdvakken mei 2013, april 2015, september 2015, oktober 2015, mei 2016 en juni 2016. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.
De Staatssecretaris heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 31 december 2019 geconcludeerd tot gegrondverklaring van beide beroepen in cassatie (ECLI:NL:PHR:2019:1377, met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2019:1415).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
Belanghebbende woont in Nederland en heeft in de periodes mei 2013, april 2015, september 2015, oktober 2015, mei 2016 en juni 2016 deelgenomen aan online pokerspelen via de website PokerStars.eu (hierna: de spelen). Over de in de betreffende tijdvakken behaalde resultaten is kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.1.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de spelen als een buitenlands kansspel in de zin van artikel 2, lid 3, Wet op de kansspelbelasting (hierna: Wet KSB) moeten worden beschouwd.
2.1.3
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende kansspelbelasting is verschuldigd en meer in het bijzonder of de aanslagen in strijd zijn met artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de houder van het spel is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Als het antwoord op die vraag bevestigend luidt, is niet in geschil (i) dat het vrije verkeer van diensten binnen de Unie in dit geval van toepassing is, en (ii) dat dit verkeer wordt belemmerd door toepassing van het Nederlandse regime voor buitenlandse kansspelen in de Wet KSB.
2.2
Het Hof heeft vooropgesteld dat voor de beantwoording van de vraag wie is aan te merken als de houder van de spelen, bepalend is wie de organisator is, dat wil zeggen de zeggenschap heeft over de organisatie van die spelen. [1] Volgens het Hof dient daartoe te worden aangesloten bij de initiatiefnemer. Dit betreft degene die de organisatie op zich heeft genomen om het spel mogelijk te maken voor de Nederlandse spelers en ervoor zorgt dat het spel kan worden gespeeld, aldus het Hof. Na een beschrijving van de feitelijke gang van zaken omtrent het online spelen van poker via PokerStars.eu, is het Hof overgegaan tot een weging van de factoren met betrekking tot de organisatie van die spelen die wijzen op Rational Gaming Europe Limited (RGEL), een op Malta gevestigde vennootschap, respectievelijk op een andere betrokken groepsvennootschap die buiten het grondgebied van de Europese Unie is gevestigd. Op grond daarvan is het Hof tot de slotsom gekomen dat RGEL dient te worden aangemerkt als de houder van de online kansspelen die via PokerStars.eu worden aangeboden. Het Hof heeft daartoe met name waarde gehecht aan het feit dat op Malta sprake is van een zelfstandige organisatie, die niet slechts voorbereidende of ondersteunende werkzaamheden verricht.
2.3
Het hiertegen gerichte middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 19/00769 (ECLI:NL:HR:2020:1343), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. Het middel voor het overige kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Aangezien het incidentele beroep niet strekt tot verkrijging van een voor belanghebbende gunstiger resultaat dan al voortvloeit uit de uitspraak van het Hof, is dat beroep kennelijk alleen ingesteld voor het geval het principale beroep tot vernietiging van die uitspraak zou leiden. Dat geval doet zich niet voor, zodat het incidentele beroep gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt.

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummers 19/00769, 19/00771, 19/00773 en 19/00778 met deze zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op een vijfde van € 5.316, derhalve € 1.063,20 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris als voorzitter, de vice-president G. de Groot en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw, M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 519.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:356.