ECLI:NL:HR:2020:1390
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring van het beroep inzake belastingaanslagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 februari 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had in deze eerdere uitspraken de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 tot en met 2014 beoordeeld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 28 februari 2020 de gelegenheid gegeven om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief was aangetekend verzonden en volgens Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 11 september 2020.