Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de man tegen een beschikking van het hof. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.W. de Jong, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat M.E. Bruning, heeft een verweerschrift tot referte ingediend. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad verwijst in zijn beoordeling naar eerdere uitspraken, waaronder de beschikking van 9 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1066) en een beschikking van het hof van 18 april 2019. De Hoge Raad heeft de klachten van de man over de beschikking van het hof beoordeeld, maar deze klachten kunnen niet leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, wat betekent dat de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak en M.J. Kroeze, waarbij M.V. Polak de uitspraak in het openbaar heeft gedaan.