ECLI:NL:HR:2020:1283

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
19/00150
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het adviesrecht van de ondernemingsraad in relatie tot politieke besluiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Groepsondernemingsraad Rijk (GOR Rijk) tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft de beoordeling van een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, die op 8 oktober 2018 was gegeven. GOR Rijk heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking, waarin het hof een beslissing had genomen over het adviesrecht van de ondernemingsraad in het kader van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De Hoge Raad heeft de klachten van GOR Rijk over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van GOR Rijk verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00150
Datum17 juli 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
GROEPSONDERNEMINGSRAAD RIJK,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: GOR Rijk,
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties),
zetelende te Den Haag
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaten: J.W.H. van Wijk en S.M. Kingma.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.237.806/01 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2018.
GOR Rijk heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de ondernemingskamer beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt GOR Rijk in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 882,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.