ECLI:NL:HR:2019:781

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
18/00779
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op administratieve bescheiden in strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door een klaagster, een in Luxemburg gevestigde rechtspersoon. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin zij verzocht om teruggave van inbeslaggenomen administratieve bescheiden. De Rechtbank Oost-Brabant had het klaagschrift echter niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen bescheiden in september 2017 al aan de klaagster zijn teruggegeven, waardoor het beslag inmiddels was beëindigd. Dit betekent dat de klaagster niet kan worden ontvangen in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad overweegt verder dat, hoewel het klaagschrift ook andere verzoeken bevatte, zoals het teruggeven of vernietigen van kopieën van de administratie en het vaststellen van de onrechtmatigheid van de kennisneming door de Belastingdienst, artikel 552a Sv niet voorziet in de mogelijkheid om daarover beklag te doen. De Hoge Raad verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2003:AF6594) die deze lijn bevestigt. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.

Deze beschikking is gegeven op 21 mei 2019 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

21 mei 2019
Strafkamer
nr. S 18/00779 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 januari 2018, nummer RK 17/2216, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], gevestigd te [plaats] .

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Het op grond van art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekt onder meer tot teruggave van inbeslaggenomen administratieve bescheiden aan de klaagster. De Rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard. Blijkens de aan de Hoge Raad gezonden stukken zijn de inbeslaggenomen administratieve bescheiden in september 2017 teruggegeven aan de klaagster. Gelet daarop is het beslag inmiddels beëindigd zodat de klaagster in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
2.2.
De omstandigheid dat het klaagschrift, behalve een verzoek tot teruggave van de administratieve bescheiden, ook een verzoek bevat om (i) te gelasten dat kopieën van (delen van) die administratie worden teruggegeven of vernietigd, (ii) in rechte vast te stellen dat de gestelde kennisneming door de Belastingdienst van door middel van deze administratie verkregen gegevens onrechtmatig was en (iii) te gelasten dat die gegevens niet door de Belastingdienst worden gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel omdat art. 552a Sv niet in de mogelijkheid voorziet om daarover beklag te doen (vgl. HR 3 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6594).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 mei 2019.