De Rechtbank heeft, kort gezegd, verlof verleend aan de rechter-commissaris om de inbeslaggenomen stukken van overtuiging en gegevensdragers te doen overdragen aan de bevoegde Belgische autoriteiten, onder voorbehoud dat bij de afgifte aan die autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvervolging nodige gebruik is gemaakt. De Rechtbank heeft met betrekking tot het verlenen van dit verlof onder meer het volgende overwogen:
"Het rechtshulpverzoek d.d. 18 februari 2016, is gedaan door Onderzoeksrechter te Tongeren (België). Het verzoek is uitgegaan van de bevoegde autoriteiten.
Het verzoek is onder meer gegrond op het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Het verzoek ziet op inbeslaggenomen stukken van overtuiging en gegevensdragers. Er is sprake van de daarvoor vereiste dubbele strafbaarheid als bedoeld in artikel 552o Wetboek van Strafvordering.
Geen enkele van de in artikel 552l Wetboek van Strafvordering genoemde imperatieve weigeringsgronden om aan het verzoek geen gevolg te geven is voorhanden.
Het Belgisch strafrechtelijk onderzoek betreft geen onderzoek naar fiscale delicten, op basis waarvan ex artikel 552m lid 3 Wetboek van Strafvordering een machtiging van de Minister van Veiligheid en Justitie wordt vereist.
Ingevolge artikel 552k, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering dient zoveel mogelijk gevolg te worden gegeven aan het verlangde, indien het gaat om een verdragsgebonden verzoek. Het betreft in deze een verdragsgebonden verzoek dat voor inwilliging vatbaar is. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van inwilliging van het verzoek kan worden afgezien, indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder artikel 552l Wetboek van Strafvordering, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van het Nederlands strafprocesrecht.
Niet gebleken is van belemmeringen van wezenlijke aard of dat door inwilliging van het verzoek in strijd met fundamentele beginselen van het Nederlandse strafprocesrecht wordt gehandeld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank, gelet op artikel 552p, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering alsmede op de artikelen 3 en 15 van het Europees Rechtshulpverdrag en artikel 51 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, het verzoek voor toewijzing vatbaar. Nu de doorzoeking in de woning gelegen aan de [b-straat 1] te [woonplaats 1] in Nederland heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het aannemelijk dat de rechthebbenden op de in beslag genomen stukken van overtuiging in Nederland verblijf houden en zal het verlof slechts worden verleend onder het voorbehoud, dat bij de afgifte aan de Belgische autoriteiten wordt bedongen, dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
(...)
De rechtbank is daarbij van oordeel dat zij ook de inbeslaggenomen geldbedragen aanmerkt als stukken van overtuiging, gelet op de omstandigheid dat blijkens het rechtshulpverzoek het verzoek zich ook uitstrekt tot de inbeslagname van een eventueel aanwezig zijnde grote som cash geld (+ 1000 Euro). Ter onderbouwing hiervan wordt in het rechtshulpverzoek gesteld dat op het adres waar de belanghebbende [klager 4] woonachtig is, zijnde de [b-straat 1] te [woonplaats 1] , onder meer geld wordt bewaard voor de belanghebbenden [klager 1] en [klager 6] en dat deze informatie middels afgeluisterde telefoongesprekken is komen vast te staan.
Het verweer van de raadsman dat het verzoek met betrekking tot de geldbedragen van € 5.000,00 € 4.720,00 en $ 4.700,00 moet worden afgewezen wordt, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden als vermeld in het rechtshulpverzoek, dan ook verworpen."