In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2015 een beslissing genomen op een verzoek van de officier van justitie tot overdracht van stukken van overtuiging aan de Duitse autoriteiten, op basis van artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stukken, die op 10 december 2014 in beslag zijn genomen, niet als stukken van overtuiging kunnen worden aangemerkt, met name de in beslag genomen geldbedragen. De rechtbank oordeelt dat deze geldbedragen niet kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding in de onderliggende strafzaak, die betrekking heeft op de illegale invoer van verdovende middelen. De officier van justitie had verzocht om de overdracht van deze stukken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de overdracht van geldbedragen niet kan worden gebaseerd op artikel 552p Sv, omdat deze bepaling enkel betrekking heeft op voorwerpen die ten behoeve van de waarheidsvinding zijn in beslag genomen. De rechtbank heeft wel toestemming verleend voor de overdracht van andere in beslag genomen goederen, met de voorwaarde dat deze stukken zullen worden teruggezonden zodra het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.