ECLI:NL:HR:2019:396

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
18/01478
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en de overdracht van huurovereenkomsten aan een B.V. met betrekking tot verjaring en aanvaarding door verhuurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De eisers, bestaande uit een huurder en DI-ANN HOTEL MANAGEMENT B.V., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De kern van de zaak betreft de vraag of de verhuurder de B.V. heeft aanvaard als nieuwe huurder na de overdracht van de huurovereenkomst door de oorspronkelijke huurder. Daarnaast werd de vraag behandeld of de vordering van de verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst was verjaard.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het gerechtshof. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.600,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

22 maart 2019
Eerste Kamer
18/01478
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [de huurder]
wonende te [woonplaats] ,
2. DI-ANN HOTEL MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
[de verhuurder]
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Eisers zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] Verweerder zal hierna ook worden aangeduid als [de verhuurder] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 4286896 CV EXPL 15-17600 van de kantonrechter te Amsterdam van 8 maart 2016, 21 juni 2016 en 15 november 2016;
b. het arrest in de zaak 200.210.917/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 januari 2018. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[de verhuurder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [de verhuurder] toegelicht door zijn advocaat en mede door mr. M.E. Loomeyer.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de verhuurder] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de verhuurder] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
22 maart 2019.