Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
22 maart 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De eisers, bestaande uit een huurder en DI-ANN HOTEL MANAGEMENT B.V., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De kern van de zaak betreft de vraag of de verhuurder de B.V. heeft aanvaard als nieuwe huurder na de overdracht van de huurovereenkomst door de oorspronkelijke huurder. Daarnaast werd de vraag behandeld of de vordering van de verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst was verjaard.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het gerechtshof. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.600,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.