ECLI:NL:HR:2019:2019
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De zaak betrof de door belanghebbende geheven leges.
Belanghebbende had een beroep op betalingsonmacht gedaan met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 19 juli 2019 in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden. Echter, belanghebbende heeft deze gelegenheid niet benut binnen de gestelde termijn. Op 20 augustus 2019 heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de gevolgen van niet tijdige betaling van het griffierecht.
Verschillende pogingen om belanghebbende te bereiken met betrekking tot de betaling van het griffierecht zijn gedaan, maar het griffierecht is niet voldaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest en dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.