ECLI:NL:RBROT:2022:7250
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over ontruiming van bedrijfsruimte met belangenafweging
In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de kantonrechter op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde over de ontruiming van een bedrijfsruimte. De eiser, die zelf procedeert, heeft de bedrijfsruimte gehuurd van de gedaagde en gebruikt deze als loods en werkplaats voor zijn klusbedrijf. De eiser was eerder bij verstek veroordeeld om achterstallige huur te betalen en de huurovereenkomst werd ontbonden, met de verplichting om de ruimte te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De ontruiming vond plaats op 23 augustus 2022, maar de eiser heeft aangekondigd in verzet te komen tegen het verstekvonnis.
De eiser vordert in dit kort geding schorsing van de executie van het verstekvonnis totdat er een uitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Hij stelt dat de gedaagde misbruik maakt van haar bevoegdheid om het vonnis te executeren en dat de huurachterstand lager is dan door de gedaagde is gesteld. De eiser wijst op de grote financiële gevolgen voor zijn bedrijf als hij de bedrijfsruimte moet ontruimen, en dat het niet eenvoudig is om een andere ruimte te vinden. De gedaagde betwist het belang van de eiser en stelt dat deze eenvoudig een andere ruimte kan huren.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang bij de eiser aanwezig is en dat de belangenafweging in zijn voordeel uitvalt. De rechter heeft de executie van het verstekvonnis geschorst totdat er in de verzetprocedure is beslist. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 199,18. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.