In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin eiser, wonende te Hoogvliet, een verbod vordert voor gedaagde, Newomij Vastgoed B.V., om een verstekvonnis van 15 oktober 2024 ten uitvoer te leggen. Dit verstekvonnis, gewezen door de kantonrechter, veroordeelt eiser tot betaling van een huurachterstand van € 5.304,29 en ontbindt de huurovereenkomst, met de verplichting voor eiser om de woning te ontruimen. Eiser heeft de huurachterstand inmiddels voldaan en stelt dat hij belang heeft bij een stabiele woonsituatie, vooral gezien zijn gezondheidsproblemen. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 november 2024, waarbij eiser zijn situatie toelichtte en Newomij verweer voerde tegen de vordering.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Eiser heeft een zwaarwegend belang bij het behoud van zijn woning, vooral gezien zijn medische situatie en de zorg voor zijn kinderen. Newomij heeft niet voldoende aangetoond dat haar belang bij de executie van het verstekvonnis zwaarder weegt dan dat van eiser. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van eiser toegewezen en Newomij verboden om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen totdat er een eindvonnis is gewezen in de verzetprocedure. Tevens is Newomij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.764,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.