Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
(...)"
3.Beoordeling van de middelen voor het overige
4.Beslissing
20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1941, was aangeklaagd voor het onrechtmatig voeren van de titel 'Accountant-Administratieconsulent' zonder ingeschreven te zijn in het accountantsregister, zoals vereist door de Wet op het accountantsberoep (WAB). De verdachte stelde dat artikel 41, tweede lid, van de WAB in strijd was met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat dit zou neerkomen op ongeoorloofde verenigingsdwang. Het hof had echter geoordeeld dat de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) niet kan worden aangemerkt als een vereniging in de zin van artikel 11 EVRM, omdat de NBA een bij wet ingestelde beroepsorganisatie is met publiekrechtelijke taken en bevoegdheden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de regelgeving omtrent de NBA en het accountantsregister gericht is op het publieke belang en niet op de private belangen van individuele accountants. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee het hof in zijn oordeel werd bevestigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van inschrijving in het accountantsregister voor het voeren van de titel accountant en de rol van de NBA in het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van de beroepsuitoefening.