De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze uitspraken betrekking hebben op de bij de Rechtbank onder de nrs. HAA 14/3204 en HAA 14/3205 geregistreerde zaken die zien op de uitnodigingen tot betaling vermeld op het aanslagbiljet van 4 december 2013 met het kenmerk [0001], en op het aanslagbiljet van 31 januari 2014 met het kenmerk [0002],
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur die zijn gedaan op het bezwaar tegen de hiervoor bedoelde uitnodigingen tot betaling,
- vernietigt die uitnodigingen tot betaling,
- bepaalt dat de behandeling van het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Hof betreffende de overige in onderdeel 1 van die uitspraak vermelde uitnodigingen tot betaling zal worden voortgezet onder zaaknummer 19/05191 in de stand waarin deze behandeling zich thans bevindt,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 501,
- draagt de Inspecteur op aan belanghebbende te vergoeden het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof van € 497 en het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank van € 328,
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 4.992 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het geding voor het Hof, vastgesteld op € 1.536 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten van belanghebbende voor het geding voor de Rechtbank, vastgesteld op € 1.536 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.