In deze zaak heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling tot medewerking aan de verkoop en levering van een woning. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 22 november 2019 geoordeeld dat het hoger beroep van [verweersters] niet-ontvankelijk is, omdat het rechtsmiddel niet tijdig is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. De Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, namelijk artikel 3:300 lid 2 en 3:301 lid 2, en concludeert dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.